Cabaret Voltaire & The Residents

Geplaatst: 17 december 2012 in Uncategorized
Tags:, , , , , , ,

In het Cabaret Voltaire draagt Richard Huelsenbeck zijn ‘negergedichten’ voor, bestaande uit flarden van Duitse zinnen, gecombineerd met fantasiewoorden, en aangevuld met veel ‘umba umba!’ aan het eind van een zin of strofe. Ondertussen beukend op zijn grote trom.

Schweinsblase Kesselpauke Zinnober cru cru cru
Theosophia pneumatica
die große Geistkunst = poème bruitiste aufgeführt
zum erstenmal durch Richard Huelsenbeck DaDa
oder oder birribum birribum saust der Ochs in Kreis herum oder
Bohraufträge für leichte Wurfminen-Rohlinge 7,6 cm Chauceur
Beteiligung Soda calc. 98/100%
Vorstehend damo birridamo holla di funga qualla di mango damai da
dai umbala damo
brrs pffi commencer Abrr Kpppi commence Anfang Anfang
sei hei fe da heim gefragt
Arbeit
Arbeit
brä brä brä brä brä brä brä brä brä
sokobauno sokobauno sokobauno
Schikaneder Schikaneder Schikaneder
dick werden die Ascheneimer sokobauno sokobauno

Fragment van ‘Ebene’ uit Huelsenbecks Phantastische Gebete
Illustratie: pagina uit Phantastische Gebete met tekening van George Grosz (1920)

Hue Phantastische Gebete p10

Primitief

We schrijven nog steeds 1916. ‘Primitieve’ culturen zijn dan al jaren in zwang onder de moderne kunstenaars van toen. Beelden en maskers uit Afrika en Oceanië worden vanaf eind 19e eeuw getoond in etnische musea, en verzameld door particulieren. Veel kunstenaars zijn op zoek naar waarden die de onwenselijke maatschappelijke gevolgen van de industrialisering (woekerwinsten en uitbuiting, corruptie en decadentie, etc.) kunnen compenseren. In de ‘primitieve’ uitingsvormen zien zij een wereld van waarachtigheid, onbedorvenheid en spontaniteit.

Paul Gauguin was een kunstenaar die daadwerkelijk het geïndustrialiseerde Westen verliet om zijn leven en kunstenaarschap op Oceanische eilanden voort te zetten. Picasso keek weer op een andere manier naar de Afrikaanse en Oceanische objecten: hoewel sterk beïnvloed door Gauguin, voelde Picasso niet de drang om het Westen te ontvluchten – hem ging het om de geabstraheerde vormgeving van die objecten. De Duitse expressionisten gebruikten die ‘primitieve’ vormen weer om hun problematische relatie met de westerse wereld uit te drukken. En de dadaïsten? Die hadden weliswaar felle kritiek op het escapisme en de gezwollen pathetiek van de expressionisten, maar zagen in die uitheemse cultuuruitingen evenzeer een middel om de ontspoorde westerse samenleving aan de kaak te stellen: zie je wel, er bestaan ook andere culturen dan de westerse, en staan die nu op een lager plan? Aan de andere kant wilden de dadaïsten van Cabaret Voltaire ook vernieuwend zijn, volgens moderne westerse maatstaven. Door deze contrasterende uitingen samen te brengen stichtten de dadaïsten verwarring én brachten ze het irrationele naar boven.

Tijdens de Cabaret Voltaire-avonden worden dansen uitgevoerd in zelfgemaakte of geïmproviseerde kostuums en kubistisch ogende maskers, vooral van de schilder Marcel Janco, die ze maakt van papier, karton, touw, lapjes stof etc. Hugo Ball beschrijft in zijn dagboek hoe de maskers vanzelf kostuums verlangen en pathetische, aan waanzin grenzende gebaren en bewegingen oproepen. Hij concludeert:

Wat ons allen aan de maskers fascineert is dat ze geen menselijke, maar méér dan levensgrote karakters en passies belichamen. Het gruwelijke van deze tijd, de verlammende achtergrond van de dingen is zichtbaar gemaakt. (24 mei 1916)

Pathetische gebaren op de rand van waanzin, maskers die buitenmenselijke karakters en passies­ belichamen: de gekte wordt in Cabaret Voltaire opgeroepen en vervolgens gecultiveerd. Gekte die ontstoken wordt door de waanzin van de eigen tijd, van de oorlog. Gekte die opleeft in ironie en sarcasme, wilde provocaties en absurditeiten, het infantiele, het irrationele en het chaotische. Als de barrières van logica en sociale codes verdwenen zijn, komen infantiliteit en waanzin vanuit het onbewuste naar boven. Dit onbewuste kan teruggrijpen op een collectief oergeheugen, op vroegere vormen van bewustzijn, een bewustzijn dat in vroegere samenlevingen in stand werd gehouden door mythen, rituelen en orale overlevering. Dat bewustzijn is verdwenen in de moderne tijd, maar een beschouwing van oude culturen, of van verre culturen die nog niet door de moderne (technologische, economisch-maatschappelijke) verworvenheden zijn aangetast, kan helpen dat bewustzijn op te roepen. Daarvan waren Ball en zijn Cabaret Voltaire-kompanen overtuigd.

Ball was bekend met het werk van Freud en C.G. Jung, en met de theorieën van de arts-criminoloog Cesare Lombroso. Geestelijke verstoringen waren volgens Lombroso niet per se ziekten van de geest, maar konden ook teruggrijpen op een collectief soort oerbewustzijn. Ball verbindt dit uitgangspunt met de mentaliteit en de activiteiten van de dadaïsten.

De kinderlijkheid die ik bedoel grenst aan het infantiele, aan dementie, aan paranoia. Die komt voort uit het geloof in een oer-herinnering, in een nog ongerepte wereld, die in de kunst door het ongeremde enthousiasme, maar in het gekkenhuis door een ziekte vrijgemaakt wordt. (8 augustus 1916)

The Residents

De gekte die de maskers in het Zürichse Cabaret Voltaire oproepen doet me denken aan de Amerikaanse groep The Residents. Ook maskers en gekte. Maar dan anders. De dadaïsten wilden hun kunstuitingen vrij baan geven, zonder remmingen. Hun maskers gaven ruimte aan ongeremde expressie. Bij de Residents is meer sprake van vooraf bedachte concepten: het op de hak nemen van de (commerciële) hitparade-popmuziek, het popsterrendom en de muziekindustrie, wat eigenlijk ook weer een dadaïstisch uitgangspunt is. Hun maskers – handelsmerk: oogbol met hoge hoed – zorgen ervoor dat de aandacht niet gericht wordt op de makers van de muziek, maar uitgaat naar het ironische spel met de muziek zelf, bv. hoe een bekende popsong verbasterd wordt, in combinatie met een show van bizarre kostuums, bewegingen, decors en films.

Toen in Californië een groep artistieke alternatievelingen rond 1970 besloot muziek te maken – overigens niet gehinderd door beheersing van muziekinstrumenten – stelde die een tape samen met muziekprobeersels, en stuurde die anoniem naar een platenmaatschappij. Die stuurde hun een beleefd briefje terug, gericht aan het vermelde adres met als naam ‘The Residents’ (‘de bewoners’). Zo hadden ze meteen een bandnaam. De band besloot in de anonimiteit te blijven, vanwege het standpunt van de onbelangrijke status van de auteur of muzikant. De Residents treden nog altijd in vermomming op en hun echte namen zijn onbekend. Althans, officieel. De band bestaat zogenaamd uit vier leden, maar dat kunnen er in werkelijkheid meer of minder zijn. Geruchten gaan dat de vormgever van de platenhoezen en de ´sound engineer´ vanaf het begin de kern van de band uitmaken. Al met al heeft hun verborgen identiteit – voor hun producties kozen ze de treffende naam ‘Cryptic Corporation’ – samen met hun soms ongrijpbare, weirde muziek- en videoproducties ze een stevige cultstatus opgeleverd.

Residents eskimo

Van bekende popsongs als ‘Satisfaction’ van de Rolling Stones, of ‘Hello Dolly’ (bekend in de versie van Louis Armstrong), James Brown’s ‘It’s a Man’s Man’s Man’s World’ of Michael Jackson’s ‘Billy Jean’ maakten ze bizarre covers. Ook wijdden ze een album aan Elvis Presley, genaamd The King and Eye. Een fictieve Elvis-biografie, en zijn muziek is tot op het bot gefileerd.

Man’s World

In een clip van het live gespeelde nummer ‘It’s A Man’s Man’s Man’s World’ wordt het theatrale spel van de Residents aangevuld met filmische effecten, conform hun multimediale werkwijzen. Van James Brown’s rauwe, soulvolle zangpartij wordt door de Residents een koddig-theatraal aftreksel gemaakt. Brown’s dampende soulorkest is vervangen door keyboards en synthesizers, met quasi-vioolpartijen en een gitaartje. De klassieker van James Brown is uitgekleed en in een toneeljasje gehesen. Nep. Nep? Je kunt denken aan trucjes, maar de vraag is ook wat er echt is aan James Brown’s performance. Natuurlijk, het blijft bruisende, meeslepende soulmuziek, maar het is óók een bedachte performance. Perfect uitgevoerd, dat wel. En de cover van de Residents, die is ook niet alleen maar een bedacht concept, de uitvoering is amusant met die bizarre uitdossingen en overdreven pathetiek, en zelfs nog meeslepend, met gitaarrifjes die op het eind ook nog ergens op beginnen te lijken. Kortom, dadaïstisch verwarrend.

 

En vooruit, de oude meester zelf ook aan het woord:

reacties
  1. […] Ze ook mijn eerdere blogstuk Cabaret Voltaire & The Residents. […]

    Like

  2. […] Ultra-beweging, het vroege werk van Frank Zappa, Captain Beefheart (met name Trout Mask Replica), The Residents, Einstürzende Neubauten, Cabaret Voltaire, Throbbing Gristle, of aan een noise-act als de Japanner […]

    Like

Plaats een reactie