De festivalweek van ‘DADA HAARLEM 1923 – 2023’ (8 t/m 14 januari) – met theater, films, muziek en een lezing – kan zeer geslaagd genoemd worden, met uitverkochte voorstellingen, veel publiek en uitgebreide aandacht in de pers (o.a. Parool, Volkskrant, Haarlems Dagblad, vpro’s radioprogramma OVT, zie dadarockt/news en dadahaarlem/nieuws). Maar ook de tentoonstelling ‘Dada te kijk – Soiree Dada’ in het Haarlemse ABC Architectuurcentrum krijgt veel belangstelling en loopt nog door tot en met zondag 16 april 2023.
een verslag
Aanleiding voor dit festival was Theo van Doesburgs ‘Veldtocht voor het dadaïsme’ langs een tiental steden in Nederland, begin 1923, en dan met name de veelbesproken avond in Haarlem op 11 januari 1923. Theo van Doesburg, de voorman van de vernieuwende, strenge en strakke kunstbeweging De Stijl? Ja, die. Van Doesburg had ook een koppige, rebelse persoonlijkheid die het anti-dogmatische Dada met open armen ontving. Hij voelde de behoefte om ‘het duffe, gezapige, slaperige Holland eens uit zijn dommel op te schrikken met een knetterende Dada-tournée.’ Dat leek hem ‘vooral noodig in een land, dat sinds 1880 voor elke nieuwe levensuiting hermetisch gesloten bleef.’ (zie ook: Dada-veldtocht)
Let wel: geen van de deelnemers was dadaïst. Schwitters had weliswaar met zijn voorliefde voor het onzinnige, onlogische en absurde iets dadaïstisch maar was nooit bij een groep dadaïsten aangesloten (hij had tot de Berlijnse Club Dada willen toetreden maar werd niet toegelaten omdat hij te burgerlijk, te commercieel en apolitiek zou zijn, vervolgens ontdekte hij het woord ‘merz’ voor al zijn uitingen), en Van Doesburg begon zijn praatje over Dada al meteen met een vrijwaring: ‘Het zal u waarschijnlijk verwonderen, van iemand die aan het dadaïsme onschuldig is, van een niet-dadaïst een en ander over dada te vernemen.’ Of zoals Schwitters het ironisch in zijn blad MERZ formuleert, in het eerste nummer over ‘Holland Dada’: ‘Darf ich uns vorstellen? Kijk eens, wij sijn Kurt Schwitters, nicht dada, sondern MERZ; Theo van Doesburg, nicht dada, sondern Stijl; Petro van Doesburg, Sie glauben es nicht, aber sie nennt sich dada; und Huszar, nicht dada, sondern Stijl’. Niet-dadaïsten dus, die het fenomeen Dada van een afstandje bekijken. Die Dada als vermaak op het toneel brengen, inmiddels ver verwijderd van de oorspronkelijke rebellie en spontane beleving.
soiree dada
De centrale gebeurtenis van het festival moest een heropvoering van de Soiree Dada van honderd jaar geleden in Haarlem worden. De avond van toen is uitvoerig gedocumenteerd. De locatie van de soiree, het publieksgebouw van woningbouwvereniging Rosehaghe, was destijds op verzoek van Theo van Doesburg bemiddeld door Han van Loghem, de architect van de betreffende woonwijk. In datzelfde verenigingsgebouw bevindt zich, na meerdere bestemmingen en verbouwingen in de loop van de vorige eeuw, inmiddels alweer jarenlang opnieuw een publieksruimte, Het Zaeltje. Nu, exact honderd jaar na de geruchtmakende soiree, vond op dezelfde plek in Haarlem een heropvoering of re-enactment van die gebeurtenis plaats, op woensdag 11 januari 2023, herhaald op de volgende dag, met een soiree én een matinee in de middag, speciaal ingelast voor buurtbewoners en voor geluksvogels die de boot van beide snel uitverkochte soirees gemist hadden.
Voor een heropvoering van een gebeurtenis van honderd jaar geleden sta je voor bepaalde keuzes: hoe ga je zo’n uitvoering te lijf, hou je je letterlijk aan het oorspronkelijke programma en aan de gedocumenteerde uitvoering? Of doe je een interpretatie daarvan naar eigen inzicht, in de sfeer van die tijd, of juist verplaatst naar het heden? Wat gebruik je dan van de oorspronkelijke teksten? Dan stuit je ook op de vraag wat de betekenis van Dada kan zijn in de huidige tijd in vergelijking met honderd jaar geleden.
dada na dada
Dat laatste is nogal ingewikkeld. De invloed van Dada is in alle moderne cultuurvormen doorgedrongen, je kunt niet makkelijk meer specifiek dadaïstische tendensen in hedendaagse cultuuruitingen vinden met een impact zoals het dadaïsme die vroeger had. Ja, in de jaren zestig van de vorige eeuw had je stromingen als Fluxus, performancekunst, ZERO, arte povera e.d., met onmiskenbaar dada-gedachtegoed. Gericht tegen conventies in de kunst, en vaak ook tegen de commerciële kunstwereld. En maatschappijkritisch. Ook de punkbeweging, eind jaren zeventig, is met Dada te vergelijken: die richtte zich tegen de doorgeschoten (pop)muzikale ontwikkelingen, met de opvatting dat iedereen zonder technische vaardigheden met basale middelen muziek moest kunnen maken – met een paar akkoorden op een gitaar en een gedreven, non-conformistische attitude – net zoals de dadaïsten vonden dat iedereen zonder scholing aansprekend beeldend werk moest kunnen maken met knip- en plakwerk, wat ook weer terugkwam in de beeldende vormgeving van de punkbeweging. Maar na de beginjaren tachtig is het, door steeds meer ‘kruisbestuivingen’, moeilijk om nog specifiek dadaïstische tendensen in de kunst of muziek te onderscheiden.
Al zijn die er nu ook nog wel, zoals op de laatste dag van de festivalweek, zaterdag 14 januari in de Haarlemse Pletterij: Jaap Blonk met zijn meesterlijk voorgedragen klankgedichten, Ensemble Extra Ordinair (pianiste Nora Mulder en zanger/performer Han Buhrs) met geluiden uit machientjes van gevonden voorwerpen en onconventionele voordracht van teksten, en met Harald Austbø die de meest bijzondere, spannende maar ook aangename geluiden uit zijn cello en zijn stembanden toverde. Met teksten die om beurten onzinnig, ironisch, absurd en maatschappijkritisch waren.
terug naar de soiree dada
We hebben niet gekozen voor een moderne interpretatie van de soiree van 11 januari 1923, maar voor een zo getrouw mogelijke uitvoering, waarbij ook het publiek werd opgeroepen in passende jaren-twintigkledij te verschijnen. Met een vette knipoog, want het is geen 1923. Dus ratels, claxons, fluitjes, toeters en andere lawaaimakers waren van tevoren al van harte welkom, net als uitgelaten opmerkingen en kreten. Het publiek kreeg zelfs van ‘Theo van Doesburg’ suggesties om goedkeuring of afkeuring te betuigen. Hiermee was de opzet van de soiree al gericht op amusement. Eigenlijk net als in 1923. Want ook toen was het publiek voorbereid. Al was dat in Haarlem (en de rest van Nederland) niet of nauwelijks bekend met Dada – dat inmiddels al een paar jaar voorbij was met hoogtepunten in Berlijn en Parijs in 1920 – verwachtingen van een ongewoon spektakel hadden rondgezoemd door de nodige publiciteit in Haarlem én door berichten over de eerste soiree, een dag eerder in Den Haag.
De deelnemers van destijds waren Theo van Doesburg, zijn geliefde Nelly aan de piano, de Duitse beeldend kunstenaar en dichter Kurt Schwitters met gedichten en absurde verhalen, en Van Doesburgs Stijl-collega Vilmos Huszár, die een zelfgemaakte, uit rechthoekige ledematen opgebouwde mechanische schaduwpop bediende.
Het duurde even voordat de soiree daadwerkelijk kon beginnen: net als in 1923 arriveerde de politie om het geplande gebeuren in ogenschouw te nemen. Er was geen vergunning aangevraagd en er waren te veel bezoekers. Een agent in antiek uniform kwam tevoorschijn (op de eerste avond gespeeld door Joost Swarte, van wie drie prenten op de tentoonstelling hangen) die de staande bezoekers sommeerde zich uit de zaal te verwijderen. Uiteindelijk kwam hij met Van Doesburg overeen dat het optreden door mocht gaan, mits er voor de bezoekers zonder zitplaats stoelen geregeld werden – en aldus geschiedde, als bij toverslag.
Net als honderd jaar geleden begon het personage Theo van Doesburg, gespeeld door acteur en regisseur Marius Bruijn, zijn ‘Inleiding in de Dadasofie’ voor te lezen, een aaneenschakeling van treffende karakteriseringen van het dadaïsme, maar dan in zo’n veelheid en verscheidenheid, voorzien van citaten van diverse Dada-hoofdrolspelers, dat er voor het publiek geen touw aan vast te knopen was. Aan het eind stelde Van Doesburg aan het publiek dan ook de retorische vraag ‘Weet u nu wat Dada is?’. Daar kwam bij dat Kurt Schwitters Van Doesburg regelmatig onderbrak met dierengeluiden en het opzichtig snuiten van zijn neus. Nelly (tijdens deze ‘veldtocht’ vooral ‘Pétro’ genoemd) speelde modern werk van Satie en drie zeer eigenzinnige stukken van de Italiaanse avant-garde componist Vittorio Rieti (‘Bruiloftsmars voor een krokodil’, ‘Militaire mars voor de mieren’ en ‘Treurmars voor een vogeltje’). Maar ook Chopin bij Schwitters’ voordracht van een gedicht van de klassieke Heinrich Heine, waarmee het publiek van toen en nu niet of nauwelijks bekend was en wat ook bijdroeg aan de dadaïstische ontregeling.
Naast het gedicht waar hij in 1919 bekend mee werd, ‘An Anna Blume’, droeg Schwitters klank-, cijfer- en lettergedichten voor en twee lange, absurde verhalen vol herhalingen en van zo’n opzettelijke langdradigheid, dat voor de één irritatie en voor de ander een lachbui onvermijdelijk was. In de heropvoering werd Schwitters meesterlijk gespeeld door acteur Eddie Kagie. Er was voor gekozen om Schwitters’ teksten half in het Duits en half in het Nederlands voor te dragen, en dat werkte uitstekend. Nelly/Pétro van Doesburg werd gespeeld door de jonge pianiste Ischico Velzel, die niet alleen in pianospel uitblonk, maar ook in lenige, komische poses, al of niet met een rood knipperend lichtje. De ‘Mechanisch dansende figuur’ van Vilmos Huszár was nagebouwd door kunstenaar Peter Stufkens die ook – met overtuigend acteerwerk – Huszár speelde en samen met Van Doesburg de schaduwpop als een soort marionet bediende, naast het van achteren beschenen projectiedoek. Net als honderd jaar geleden een indrukwekkend schouwspel. Een ‘mechanische dans’ op de ritmische pianoklanken van Rieti.
Een bijzondere bijrol was weggelegd voor ‘architect Han van Loghem’ (gespeeld door Gabriël Verheggen, directeur van het ABC Architectuurcentrum). Hij droeg, net als de echte Van Loghem in 1923, een hoge hoed met een miniatuur-stoommachientje erop gemonteerd, maar kreeg het ook voor elkaar om op een verrassend moment vlot en lenig te kikkeren, tussen het publiek door. Het publiek onderbrak – vooral tijdens de eerste avond – de voordrachten van Van Doesburg en Schwitters regelmatig en met groot genoegen, resulterend in een levendig spektakel, maar wel ten koste van de verstaanbaarheid van de teksten. Honderd jaar geleden voelde een groot deel van het publiek zich bekocht om zoveel flauwekul, net als de meeste verslaggevers die in kranten vol overgave hun onbegrip, afkeuring en hoon neerpenden. Nu kwamen verreweg de meesten met een grote grijns uit de voorstelling.
Foto’s van de soiree zijn hier hier te bekijken.
de tentoonstelling
Ook voor de tentoonstelling was de Soiree Dada uitgangspunt. Verschillende aspecten van die soiree, en van de hele ‘veldtocht’ door Holland, komen aan bod: iets over de voorgeschiedenis van de tournee, publiciteit en verslagen van de soirees – ook in trefzekere tekeningen – inclusief recensies in kranten. Veel affiches. Van dadaïstische tijdschriften zijn reproducties en facsimile’s te zien. Er hangen reproducties van collages en fotomontages – de dadaïstische werkwijze bij uitstek – van o.a. Schwitters en Hannah Höch én van I.K. Bonset, Van Doesburgs dadaïstische alter ego die ook het dadaïstische tijdschrift Mécano uitbracht. Maar ook: werk van Joost Swarte die met veel humor situaties met Theo en Nelly van Doesburg, Vilmos Huszár en Kurt Schwitters tekende. Van Piet Zwaanswijk (Haarlemmer, net als Swarte) is een dubbelportret van Theo en Nelly van Doesburg te zien. Ten slotte is op de tentoonstelling – ingericht in een architectuurcentrum – een deel gewijd aan architectuurprojecten van de deelnemers aan de ‘veldtocht’. Verbindende schakel en ontwerper van Rosehaghe was architect Han van Loghem, die de publiekszaal van Rosehaghe voor de Haarlemse soiree wist te bemiddelen. Ook Van Doesburg hield zich bezig met architectuur. Hij maakte volgens de richtlijnen van De Stijl veel kleurontwerpen voor interieurs, ook voor exterieurs in de vorm van kleurschema’s voor deuren en kozijnen, ontwierp huizen met behulp van gelijkgestemde architecten, waaronder zijn eigen woonhuis met atelier in Meudon nabij Parijs, dat vlak voor zijn dood in 1931 gerealiseerd werd. Zijn vrouw Nelly bleef er tot haar dood in 1975 wonen. Volgens haar wens werd het daarna aan de staat geschonken en kreeg het een bestemming als studieplek voor artists in residence – kunstenaars, schrijvers en wetenschappers die onderzoek op het gebied van moderne kunst willen doen – het Van Doesburghuis.

Ten slotte deze overweging: dadaïstische methoden, zoals knip- en plakwerk en publieksprovocaties, waren in 1920 verrassend en shockerend. Enige tijd later niet meer. Gedurfde vernieuwingen worden in korte tijd door de kunstwereld omarmd en om nog te kunnen shockeren moet je steeds een stapje verder gaan. In de loop van honderd jaar vinden op alle vlakken in razend tempo technologische ontwikkelingen plaats die ook van invloed zijn op maatschappelijke veranderingen en vormen van communicatie. Het ‘strijdtoneel’ is niet meer lokaal maar de hele wereld. Toch is Dada ook in de huidige tijd nog actueel. Het gaat immers niet om een beweging waar je een stilistisch etiket op kunt plakken, maar om een mentaliteit. Een mentaliteit die zich uit in een tegendraadse, anti-conventionele attitude, een protest tegen de vanzelfsprekendheid van commerciële circuits op alle mogelijke terreinen en tegen instanties die status quo’s in stand houden die een economisch en ecologisch rechtvaardiger toekomst blokkeren. Dat protest kun je vormgeven met krachtige statements óf met ludieke onzin.
Festival DADA HAARLEM 1923 – 2023
Organisatie: Peter Bruyn en Ariel Alvarez
De tentoonstelling in het ABC Architectuurcentrum loopt t/m 16 april 2023.
Literatuur, o.a.:
W. de Graaf, In Haarlem snoot ik mijn neus, zei Schwitters me. Dada in de Spaarnestad. Een reconstructie. Haarlem (Lenie Peetoom) 1987
Theo van Doesburg, WAT is DADA? Den Haag (De Stijl) 1923
Theo van Doesburg/Kurt Schwitters, Holland’s bankroet door Dada. Documenten van een dadaïstische triomftocht (ed. Hubert van den Berg) Amsterdam (Ravijn) 1995
K. Schippers, Holland Dada. Amsterdam (Querido) 1974, 2000
Ariel Alvarez, DADA manieren. Een overzicht. Overveen (eigen beheer) 2016